top of page

41 | WVDM. Bouwkunst

ANNEMIE AUGUSTIJNS

SOFIE VAN DER LINDEN

KATLEEN VINCK

14.02.2019 - 24.03.2019

pictures by Ligia Poplawska

Lees meer | Read more

WVDM. "Building art"

In this exhibition, Gallery Valerie Traan brings an homage to the “art of building”. Annemie Augustijns, Sofie Van der Linden en Katleen Vinck have let their artistic practice be inspired by the controversial (because for some time threatened to be demolished) student residences that the Belgian architect and furniture designer Willy Van Der Meeren (1923-2002) built in 1972 for the Vrije Universiteit Brussel. (VUB)


Willy Van Der Meeren loathed the word architecture. Even worse he thought of the buzzword ‘design’. He rather spoke of “building art”. Of the art of reaching maximal results with simple materials. With plywood plaques, rubber hosepipes, cheap wood kinds, corrugated iron, but above all with steel and concrete Van Der Meeren – with Le Corbusier in mind- built modular living units customised to the masses. Or for students. Since the student residences that he erected for the VUB illustrate his vision.


For years on end, students named this colourful site ‘the Club Med’ of the campus. This name was probably inspired by
the simple and modular character of the building plan. Van Der Meeren planted five living units on the VUB site, which were repeatedly made up of two floors. Every floor was equipped with a kitchen and a bathroom, which were shared between the inhabitants of the four connected student rooms. Van Der Meeren ensured the recognisability of every living unit by providing each of them with a remarkable colour. But it is especially the choice of materials that bespeaks the controversially creative mind of the building-artist. To enter their lodging, students have to take three treads on a quirky staircase: a stack of pre- fabricated concrete elements out of the railway industry.


The heritage of modernism is something that has been occupying Annemie Augustijns for several years. In a previous photography series, she examined, amongst other elements, the colour use of modernist architecture. Or what is left of it. Because notwithstanding her fascination for the aesthetics of these iconic buildings, Annemie is not blind for their expiry date. How relevant are these forms and colours still for us nowadays? And how have man and nature come to crack the iconic image imprinted on our retina when we contemplate Modernism? Augustijns leaves these questions without an answer. But the pragmatic way by which she captures the crucial elements of the Van Der Meeren heritage betrays that – whilst still beautiful - something in it has been irrevocably broken.


The artistic practice of Sofie Van der Linden roots in the marvel for the way in which mankind furnishes its living environment. Whatever catches her eye in everyday reality, firstly gets a repercussion in her sketchbooks. In a following stage, Van der Linden digs further into these notes and drawings to process them into studies in which she maps the use of space, building
or object. How can we imagine the way in which Van Der Meeren’s living units were used on a daily basis? What about the orientation and the view from every student room? And which structuring role do the paths that connect the labyrinth-site play? The end result of this nearly sociological research are autonomous, abstract drawings. From a distance these seem rather cold geometrical abstractions, but from nearby the pencil drawings bespeak an almost vulnerable naivety. The contrast between the with the loosely hand-drawn pencil lines on the one hand, and the massive, dark-coloured pencil planes on the other grant the works a poetic, still self-aware character.


Katleen Vinck has eye for the essential characters of natural or cultural sites. By investigating and purifying that essence in
her studio, Vinck attains an entirely idiosyncratic morphology. With Willy Van Der Meeren she shares a liking for the radical simplicity of a functional form. And with her fascination for primordial constructions, like the dolmen, Vinck is in fact not far removed from Van Der Meeren’s minimalistic modernism. For this exhibition Vinck made three sequences of sculptures wherein her own fascination for the primordial form –cave- and the primal material –rock- interlaced both literally and figuratively with Van Der Meeren’s search for a “building art” of piled up functional simplicity (basic units, basic cells/basic modules).

Dennis Van Mol

WVDM. Bouwkunst

Galerie Valerie Traan brengt in deze tentoonstelling hulde aan bouwkunst. Annemie Augustijns, Sofie Van der Linden en Katleen Vinck lieten zich in hun artistieke praktijk inspireren door de controversiële (want een tijdlang met afbraak bedreigde) studentenwoningen die de Belgische architect en meubelontwerper Willy Van Der Meeren (1923-2002) in 1972 bouwde voor de Vrije Universiteit Brussel (VUB).


Willy Van Der Meeren had een hekel aan het woord architectuur. Het modewoord design vond hij nog erger. Zelf sprak hij liever over bouwkunst. Over de kunst om met eenvoudige materialen maximale resultaten te bereiken. Met triplexplaten, rubberen tuinslangen, goedkope houtsoorten, golfplaten maar bovenal met staal en beton bouwde Van Der Meeren - met Le Corbusier in het achterhoofd - modulaire wooneenheden op maat van de massa. Of op maat van de student. Want de studentenwoningen die hij voor de VUB optrok, illustreren zijn visie.


Jarenlang werd de kleurrijke site door studenten het Club Med van de campus genoemd. Wellicht zat het bij uitstek eenvoudige en modulaire karakter van het bouwplan daar voor iets tussen. Van der Meeren plantte op de site van de VUB vijf wooneenheden in die telkens bestonden uit twee verdiepen. Iedere etage werd voorzien van een keuken en een badkamer die gedeeld werd door de bewoners van de vier aansluitende studentenkamers. Van Der Meeren zorgde voor herkenbaarheid door elke wooneenheid van een opvallende kleur te voorzien. Maar vooral het materiaalgebruik verraadt de tegendraadse, creatieve geest van een bouwkunstenaar. Om de woning te betreden moeten de studenten drie treden nemen van een eigenzinnig trapje: een stapeling van geprefabriceerde betonnen elementen uit de spoorwegindustrie.


De erfenis van het modernisme houdt Annemie Augustijns al jaren bezig. Eerder onderzocht ze in fotoreeksen onder meer het kleurgebruik van de modernistische architectuur. Of wat ervan rest. Want ondanks haar fascinatie voor de esthetiek van deze iconische gebouwen blijft Augustijns niet blind voor de houdbaarheidsdatum ervan. Hoe relevant zijn deze vormen en kleuren nog voor ons vandaag? En hoe hebben mens en natuur huisgehouden in het iconische plaatje dat op ons netvlies gebrand staat wanneer we het woord modernisme in de mond nemen? Augustijns laat deze vragen onbeantwoord. Maar de zakelijke manier waarop ze bepalende elementen van Van Der Meerens erfgoed in beeld brengt, verraadt dat er - hoewel nog steeds schoon - iets onherroepelijk stuk is gegaan.


De artistieke praktijk van Sofie Van der Linden wortelt in een verwondering over de manier waarop de mens zijn leefomgeving inricht. Wat haar in de realiteit van alledag opvalt, krijgt eerst zijn weerslag in schetsboeken. Later verdiept Van der Linden deze notities en tekeningen tot studies waarin ze het gebruik van een ruimte, gebouw of object in kaart brengt. Wat moeten we ons bijvoorbeeld voorstellen bij het alledaagse gebruik van Van Der Meerens wooneenheden op de VUB? Wat met de oriëntatie

en het uitzicht vanuit elke studentenkamer? En welke structurerende rol spelen de paden die de labyrintische site verbinden? Het eindresultaat van dit in wezen sociologische onderzoek zijn autonome abstracte tekeningen. Van veraf lijken het kille geometrische abstracties, maar van dichtbij getuigen de potloodtekeningen van een welhaast kwetsbare naïviteit. Het contrast tussen de met losse hand getrokken lijnen enerzijds en de massieve donker gekleurde potloodvlakken anderzijds verlenen aan de werken een poëtische maar zelfbewuste kracht.


Katleen Vinck heeft oog voor de essentiële eigenschappen van natuurlijke of culturele sites. Door die essentie te bestuderen en uit te puren in haar atelier komt Vinck tot een heel eigen morfologie. Met Willy Van Der Meeren deelt ze een voorkeur voor de radicale eenvoud van een functionele vorm. En met haar interesse voor oer-constructies zoals het hunebed is Vinck in wezen niet ver verwijderd van het minimalistische modernisme van Van Der Meeren. Voor deze tentoonstelling maakte Vinck drie reeksen van sculpturen waarin haar eigen fascinatie voor oervorm (grot) en oermaterie (rots) letterlijk en figuurlijk verweven geraakt met Van Der Meerens zoektocht naar een bouwkunst van op elkaar gestapelde functionele eenvoud (basic units/ cellules de base/ basismodules).

Dennis Van Mol

bottom of page