top of page

50 | The Battery

GEERT VANOORLé

12.09.2020 - 24.10.2020

It is with great pleasure that we announce The Battery, the first solo exhibition at the gallery by Geert Vanoorlé.
You can visit the exhibition from Thursday to Saturday, 2 - 6 PM or make an appointment, gallery@valerietraan.be

In accordance with the social distancing regulations we will allow 15 pairs of people at the same moment in the gallery space. We ask you to wear a face mask and disinfect your hands.

pictures by Ligia Poplawska

Lees meer | Read more

GEERT VANOORLé | The Battery

I believe in a river

That flows from sea to mountains.

I ask of poetry nothing more

Than to map that very river.


In these starting lines from “Credo”, Dutch author Remco Campert expresses the essence of his poetry. It is his creed to a poetry that is not bound by natural laws, but that can conceive of, articulate and imagine the world differently. Like the opposite movement of the river.


The river could be understood as a track of thought, developing meanderingly from a sea of ideas to its culmination point. In between, artistic thinking flows freely and lavishly irrigates what was withered. According to Campert, poetry has to follow the upwards running river closely, as unreal as it might be, because precisely there lies her potential: she doesn’t rigidly stare at the harsh reality.


It is this poetry that also permeates the work of Geert Vanoorlé. Since 1987, Vanoorlé has painted an unconstrained oeuvre in which form, colour and material are key. The painted geometric planes and lines testify of an expressive hand; the often medium-sized works show their texture, their layered life. In addition, they also attest to the element of chance that Vanoorlé allows for, such as an unexpected bending of the material at hand. The works might hence seem rough or imperfect, but nothing could be further from the truth: every detail counts. These works require time though. Only slowly does a slightly sharper angle or a slightly darker stroke of paint become apparent to the eye. Then, the contained simplicity that the artist achieves through a focussed exercise in controlling chaos shines through. Preserving ample vigor in these pure, fragile works is only made possible by Vanoorlé’s sensitivity for composition and aesthetics. His colour palette plays a pivotal part in this. On the one hand, he sometimes brings together subtle and melodious shades; on the other hand he sometimes goes for bold contrasts and primary colours. It all points to the game that he plays with the parameters of his chosen medium. He explores its limits, however little space there might be. He questions his work time and again, keeps positioning elements in opposition to create new tensions. It’s like a battery in which all energy resides between two opposite poles.


The practice of Vanoorlé organically evolved over the years, strolling through a painterly landscape in which musings and doubts had their place. An affable approach to the course of things. The steps towards greater abstraction, as presented in this exhibition, are not an overly rationalized caesura, but a continuation in and of its own. Where the formal language of earlier works might have referred more explicitly to their realistic source of inspiration, such as natural and everyday scenery, it is the choice of colours of the more recent works that brings about most of the associations. More than in planes fighting to get back into their figurative shape, reality exists in bright red, shrill yellow and, bottomless black.


Vanoorlé previously experimented with messing and aluminium as surface, besides canvas. Especially the pliable aluminium stimulated a new direction in his practice. The bent and upright edges give a deeper meaning to the reflection of light and colour on both the work itself and the exhibition wall. They have been a recurring element ever since, also in this exhibition. However, it is the first time that Vanoorlé also uses untreated wood and painted grids - surprising materials as an unexpected side thought.


Furthermore, there are also “Studio Constellations” on show, a separate series of works within the oeuvre. They consist of scattered fragments of older works that never came into full fruition. It is as if Vanoorlé works as a gleaner: gathering the leftover grains after harvest to make an exciting whole out of them again. For a number of “Studio Constellations” in the exhibition, he limited himself in a specific way: the works were only allowed to be hung by one mere nail. Also presentation is a parameter to be played with.


Finally, there are also framed drawings. These sketches are an integral part of the artistic process of Vanoorlé. Occasionally they precede the paintings, occasionally they succeed them. They are the prologue to a developing thought, or they are its epilogue, as a commentary, a completion or a catalyst for yet another one. They are the branches of an insatiable river.


The poem of Campert has a third and final stanza.


But the newspapers dictate otherwise

Want dry and black as heads
Raise dams and force

Right about-turn


The spectacle imposes itself, the noise announces itself, undeniably and inevitably.

Both Campert and Vanoorlé know. But with its slower way of looking and quieter way of listening, the work of Vanoorlé offers a poetic counterweight worthy of Campert’s faith.

(text Eline Verstegen)

GEERT VANOORLé | The Battery

Ik geloof in een rivier
Die stroomt van zee naar de bergen. 
Ik vraag van poëzie niet meer
Dan die rivier in kaart te brengen.

Ik wil geen water uit rotsen slaan
Maar water naar rotsen dragen
Droge zwarte rots
Wordt blauwe waterrots


In deze eerste twee strofen van “Credo” drukt Nederlands schrijver Remco Campert de essentie van zijn dichterschap uit. Het is zijn geloofsbelijdenis tot een poëzie die niet gebonden is aan natuurlijke wetmatigheden, maar de wereld anders kan denken, verwoorden en verbeelden. Zoals de omgekeerde beweging van de rivier.


De rivier zou begrepen kunnen worden als een gedachtegang die zich vanuit een zee aan ideeën meanderend ontwikkelt tot haar scherpste punt. Daartussen stroomt het artistiek denken vrijelijk en bevloeit rijkelijk wat verdord was, maakt blauw wat zwart was. Voor Campert volgt de poëzie de rivier die opwaarts loopt aandachtig, hoe onwerkelijk ook. Precies daarin ligt haar potentieel: ze staart niet verstard naar de harde realiteit.


Het is deze poëzie waar ook het werk van Geert Vanoorlé doordrongen van is. Vanoorlé schilderde sinds 1987 een ongedwongen oeuvre bij elkaar waarin vorm, kleur en materiaal centraal staan. De geschilderde geometrische vlakken en lijnen getuigen van een expressieve hand; de werken, vaak op middelgroot formaat, tonen hun textuur, hun meerlagig leven. Daarnaast geven ze ook blijk van het toeval, een onverhoedse buiging van het materiaal bijvoorbeeld, dat Vanoorlé toelaat. De werken lijken hierdoor soms ruw, of imperfect, maar niets is minder waar: elk detail telt. Maar deze werken vragen tijd. Slechts gestaag valt het oog op die net iets scherpere hoek, op die net iets donkerdere verfstreek. Pas dan toont zich de beheerste eenvoud die de kunstenaar bekomt door een gefocuste oefening in het controleren van chaos. Het behouden van zoveel zeggingskracht in deze uitgepuurde, fragiele werken kan enkel door Vanoorlé’s gevoeligheid voor compositie en esthetiek. Zijn kleurenpalet speelt daarin een niet te onderschatten rol. Enerzijds brengt hij soms eerder subtiele, melodische schakeringen samen, anderzijds kiest hij soms voor gedurfde contrasten en primaire kleuren. Het wijst op het spel dat hij speelt met de parameters van zijn medium. Hij zoekt de grenzen op, hoe klein de marge ook is. Hij bevraagt zijn werk steeds opnieuw door continu elementen tegenover elkaar te zetten en zo nieuwe spanningsvelden te creëren. Het is als een batterij, waarbij tussen twee polen alle energie besloten ligt.


De praktijk van Vanoorlé evolueerde over de jaren heen organisch, grasduinend door een schilderachtig landschap waarin gemijmerd en getwijfeld kon worden. Minzaam met hoe de dingen gaan. De stappen in de richting van grotere abstractie, die zich in deze tentoonstelling laten zien, vormen dan ook geen beredeneerde cesuur, maar zijn een verderzetting uit zichzelf. Waar eerdere werken in hun vormentaal explicieter refereerden aan hun realistische inspiratiebron, zoals ongerepte natuurelementen en alledaagse scènes, komen de associaties in deze recente werken voornamelijk voort uit de gekozen kleuren. Meer dan in vlakken die zich naar hun figuratieve vormen terug lijken te worstelen, zit de werkelijkheid nu verinnerlijkt in felrood, schril geel en bodemloos zwart.


Vanoorlé experimenteerde reeds eerder met messing en aluminium naast canvas als ondergrond. Zeker het makkelijker bewerkbare aluminium stimuleerde een nieuwe benadering in zijn praktijk. De geplooide en opgezette randen gaven diepgang door de weerkaatsing van licht en kleur op het werk en de muur en zijn sindsdien een terugkerend element, zo ook in deze tentoonstelling. Het is echter wel de eerste keer dat Vanoorlé ook onbehandeld hout en beschilderde rasters gebruikt – verrassende materialen als een onverwachte nevengedachte.

Daarnaast zijn er ook “Studio Constellations” te zien, een aparte reeks werken binnen het oeuvre. Ze bestaan uit de samenstelling van fragmenten van ouder werk dat niet vervolmaakt werd. Het is alsof Vanoorlé hier als arenlezer aan het werk is: hij puzzelt de na de oogst achtergebleven aren intuïtief tot een spannend geheel. Voor een aantal  “Studio Constellations” in deze tentoonstelling legde hij zichzelf een extra beperking op: ze mochten maar met een enkele nagel opgehangen worden. Ook de presentatie is een speelse parameter.


Tenslotte zijn er in de tentoonstelling ook enkele ingekaderde tekeningen te zien. Deze schetsen maken onmiskenbaar deel uit van het artistieke proces van Vanoorlé. Soms gaan ze vooraf aan schilderijen, soms komen ze er ook na. Ze zijn de proloog tot een zich ontwikkelende gedachte, of ze zijn er de epiloog van, als commentaar, vervolmaking of aanleiding tot weer een volgende gedachte. Ze zijn de vertakkingen van een onstilbare rivier.


Het gedicht van Campert kent nog een laatste, derde strofe.


Maar de kranten willen het anders
Willen droog en zwart van koppen staan
Werpen dammen op en dwingen 
Rechtsomkeert


Het spektakel dringt zich op, het lawaai kondigt zich aan, ontegensprekelijk en onontkomelijk.

Dat weten Campert en Vanoorlé allebei. Maar het werk van Vanoorlé biedt met zijn tragere manier van kijken en stillere manier van luisteren een poëtisch tegengewicht dat Camperts geloof waardig is.

(tekst Eline Verstegen)

bottom of page